Ingevolge artikel 27a van het Wetboek van Strafvordering (WvSv)wordt de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats. Dit zijn typische (normale of gangbare) identiteitsvragen.De antwoorden op de meeste van die vragen kunnen ter plaatse worden gecontroleerd aan hand van een ID-bewijs.
Voor zover de taakuitoefening dat redelijkerwijs noodzakelijk maakt, mag een ID-bewijs ter inzage worden gevorderd:
op grond van artikel 8 van de Politiewet 2012 door
op grond van artikel 6a van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten door
Iedereen van 14 jaar of ouder is ingevolge artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht verplicht op de eerste vordering van één van de hiervoor genoemde ambtenaren een identiteitsbewijs, bijvoorbeeld een geldig paspoort, Nederlandse identiteitskaart of rijbewijs, ter inzage aan te bieden.
Het volstaat in de praktijk niet om de door de verdachte verstrekte identiteitsgegevens te noteren en deze (achteraf) te checken in het BRP. De identiteit van de verdachte moet zoveel mogelijk ter plaatse van de staandehouding aan de hand van een identiteitsbewijs worden vastgesteld.
Als de verdachte geen identiteitsbewijs kan of wil verstrekken zijn er drie mogelijkheden om de identiteit van de verdachte vastte stellen.
De eerste mogelijkheid is door het stellen van zogenaamde A-typische identiteitsvragen, al dan niet gecombineerd met bijvoorbeeld een brief, een bankpas, een winkelpas of het kenteken (en kentekenbewijs) van een voertuig, waarop of waarin de verdachte rijdt. Hierdoor kan wellicht meer zekerheid worden verkregen over de juistheid van de identiteitsgegevens die de verdachte heeft opgegeven.
A-typische identiteitsvragen zijn bijvoorbeeld:
De tweede mogelijkheid is het toepassen van de zogenaamde identificatiefouillering op grond van artikel 55b van het WvSv. De algemene opsporingsambtenaren (artikel 141 WvSv) alsmede de BOA’s die krachtens hun akte van beëdiging bevoegd zijn tot het gebruik van de zogenaamde‘politiebevoegdheden’ mogen een staande gehouden of aangehouden verdachte aanzijn kleding onderzoeken, alsmede voorwerpen die hij bij zich draagt of met zich mee voert (waaronder ook voertuigen!), een en ander voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling van zijn identiteit.
De identificatiefouillering mag alleen dan in het openbaar worden uitgeoefend als dit redelijkerwijs noodzakelijk is om te voorkomen, dat voorwerpen waaruit de identiteit van de verdachte zou kunnen blijken, worden weggemaakt of beschadigd. Nadat identificatiefouillering in het openbaar heeft plaatsgevonden, moet daarvan proces-verbaal worden opgemaakt.
Als ook de identificatiefouillering niet het gewenste resultaat heeft, bestaat de derde mogelijkheid om de identiteit van de verdachte te achterhalen uit het toepassen van het meest ingrijpende dwangmiddel,namelijk de verdachte aan te houden en op de plaats van verhoor een identiteitsonderzoek in te stellen.
Het niet voldoen aan de verplichting om op eerste vordering een identiteitsbewijs ter inzage af te geven, is als overtreding strafbaar gesteld in artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht.
Het op agressieve wijze opzettelijk weigeren te voldoen aan deze verplichting (stel later vast dat de verdachte zijn id-bewijs wel bij zich had!) kan zelfs het misdrijf van artikel 184 Wetboek van Strafrecht opleveren.
De opsporingsambtenaar, die de verdachte voor één van deze feiten aanhoudt, moet hem ten spoedigste overbrengen naar een plaats van verhoor ter voorgeleiding aan de hulpofficier van justitie. Op diens bevel kan de verdachte worden opgehouden voor onderzoek. Dit onderzoek omvat mede de identificatie van de verdachte.
A. Woningen en andere plaatsen betreden als toezichthouder
Als toezichthouder bent u ingevolge artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd om alle plaatsen te betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
Het betreden van woningen blijft hier verder buiten beschouwing, omdat het samenkomstverbod (artikel 2.1 NV) en de anderhalvemeterafstandbepaling (artikel 2.2 NV) niet (meer) in woningen van toepassing zijn.
Als u een andere plaats dan een woning wilt betreden in verband met het toezicht op de naleving van de Noodverordening,bent u ingevolge het eerdergenoemde artikel 5:15 Awb zonder meer bevoegd om voor dat doel allerlei andere soorten plaatsen dan woningen te betreden, mits dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede taakuitoefening. Denk hierbij aan (besloten) erven van woningen,losstaande garages en schuurtjes bij woningen, maar ook bedrijfsgebouwen,landbouwschuren, café’s en restaurants, winkels, sportkantines, hotels (maar wees voorzichtig met hotelkamers, want die dienen als woning te worden aangemerkt, indien zij bij een hotelgast in gebruik zijn), sportscholen,zwembaden et cetera.
Bij het betreden van deze plaatsen is de Awbi niet van toepassing, zodat u ook de specifieke voorwaarden die gelden voor het betreden van woningen niet in acht hoeft te nemen.
U dient zich uiteraard in voorkomende gevallen wel te legitimeren, omdat die verplichting immers zonder meer al bestaat op grond van het Besluit BOA.
B. Woningen en andere plaatsen betreden als opsporingsambtenaar
In het kader van de opsporing van strafbare feiten is een BOA bevoegd, in geval van ontdekking op heterdaad van een overtreding van artikel 443 WvSr, door het niet naleven van de bepalingen uit de Noodverordening, ter aanhouding van de verdachte elke plaats,waaronder dus ook een woning, te betreden.
Voor het betreden van een woning of een andere plaats,zonder toestemming van de bewoner of andere rechthebbende, met als (enige) doel een verdachte daar staande te houden, bestaat géén wettelijke bevoegdheid. Hierbij bent u dus afhankelijk van de geheel vrijwillige medewerking van de rechthebbende.
Voorafgaand aan elk binnentreden van een woning moet de BOA zich ingevolge de Awbi legitimeren en mededeling doen van het doel van het binnentreden. Als moet worden binnengetreden in een woning zonder toestemming van de bewoner, is een schriftelijke machtiging vereist, bijvoorbeeld van de hulpofficier van justitie. De machtiging moet zo mogelijk worden getoond. Ten opzichte van andere plaatsen dan woningen gelden, zoals gezegd, deze verplichtingen van de Awbi niet. De hiervoor genoemde plaatsen, die de BOA als toezichthouder mag betreden (erven, garages, café’s, enz) mag hij ook als opsporingsambtenaar ter aanhouding van de verdachte zonder meer betreden.
C. Van toepassing zijnde wetgeving
Artikel 5:15 Algemene wet bestuursrecht
1 Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te
betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
2 Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.
3 Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.
Artikel 5:16 Algemene wet bestuursrecht
Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.
Artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht
1 Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle
medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn
bevoegdheden.
Artikel 55 Wetboek van Strafvordering
2. Zowel in geval van ontdekking op heterdaad als buiten dat geval kan iedere
opsporingsambtenaar, ter aanhouding van de verdachte,elke plaats betreden.
Artikel 1 Algemene wet op het binnentreden (voor zover van toepassing)
1 Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of met het toezicht
op de naleving van een wettelijk voorschrift, en uitdien hoofde in een woning binnentreedt, is
verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden.
Artikel 2 Algemene wet op het binnentreden (voor zover van toepassing)
1 Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke
machtiging vereist. De machtiging wordt zo mogelijk getoond.
Artikel 3 Algemene wet op het binnentreden (voor zover van toepassing)
1 Bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden zijn:
b. de officier van justitie;
c. de hulpofficier van justitie.
Artikel 26 Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (voor zover van toepassing)
Bij het uitoefenen van zijn taak draagt de buitengewoon opsporingsambtenaar een BOA-legitimatiebewijs bij zich, dat hij desgevraagd aanstonds toont.
Model-Noodverordening
Voor alle verwijzingen naar de Noodverordening in dit document geldt dat het verwijzingen zijn naar de model-Noodverordening. Raadpleeg in een concreet geval de Noodverordening van de veiligheidsregio, waarin u handhavend optreedt.
U mag als bij of krachtens de Noodverordening aangewezen toezichthouder controleren of de Noodverordening wordt nageleefd en daarvoor, indien nodig, de toezichtbevoegdheden uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gebruiken.
Om te kunnen verbaliseren voor overtreding van de Noodverordening bent u als toezichthouder niet bevoegd, maar moet u zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA).
Ingevolge artikel 142 lid 1 sub c van het Wetboek van Strafvordering bent u met de opsporing van strafbare feiten als BOA belast omdat u bij of krachtens de Noodverordening bent belast met het toezicht op de naleving van die Noodverordening, een en ander voor zover het die feiten betreft. Daarnaast moet u onder meer voldoen aan de eisen van bekwaamheid, wat u kunt aantonen door middel van een door u behaald BOA-certificaat en moet u als BOA zijn beëdigd.
Dit zou volstaan om proces-verbaal te kunnen opmaken voor de strafbare feiten uit de Noodverordening, ware het niet dat de Noodverordening geen strafbare feiten bevat. Er staan wel gedragingen in, die verboden zijn, maar daarop is in de Noodverordening geen straf gesteld, dus is er geen sprake van strafbare feiten in de Noodverordening. Dat wil niet zeggen dat de bepalingen uit de Noodverordening ongestraft kunnen worden genegeerd. Het overtreden van deze bepalingen is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr):
Hij die een algemeen voorschrift van politie, krachtens de Gemeentewet in buitengewone omstandigheden door de burgemeester, de voorzitter van de veiligheidsregio of de commissaris van de Koning in de provincie uitgevaardigd en afgekondigd, overtreedt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Om op grond van dit artikel te kunnen verbaliseren bij overtreding van de Noodverordening zijn door de Minister van Justitie en Veiligheid in de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar de BOA Openbare ruimte (domein I), de BOA Milieu, welzijn en infrastructuur (domein II) en de BOA Openbaar Vervoer (domein IV) belast met de opsporing van het volgende strafbare feit, voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving:
artikel 443 Wetboek van Strafrecht, voor zover het gaat om overtreding van een noodverordening die verband houdt met het COVID-19-virus.
Als een aangewezen BOA uit domein I, II of IV een overtreding van de Noodverordening vaststelt, kan hij daartegen verbaliserend optreden op grond van artikel 443 WvSr door via een combibon of via MEOS een aankondiging van OM-strafbeschikking uit te vaardigen. Het bedrag van de sanctie wordt in dit geval vastgesteld door de officier van justitie. In de meeste gevallen hanteert het OM een boetebedrag van 390 euro voor meerderjarigen en 95 euro voor minderjarigen.
U bent toezichthouder als u bij of krachtens wettelijk voorschrift bent belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift, zoals de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) of de Noodverordening COVID-19.
Deze cursief gedrukte omschrijving van het begrip toezichthouder staat in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).Dit artikel staat in titel 5.2 van de Awb die, naast een aantal voorwaarden voor het uit te oefenen toezicht, ook een aantal toezichtbevoegdheden bevat. In het licht van het houden van toezicht op de naleving van de Noodverordening COVID-19 bekijken we hierna een aantal toezichtbevoegdheden nader.
Betreden van plaatsen
Op grond van artikel 5:15 Awb bent u bijvoorbeeld bevoegd om een overdekt winkelcentrum, maar ook winkels in dat winkelcentrum te betreden om na te gaan of bezoekers een onderlinge afstand van ten minste 1,5 meter in acht nemen. Hierbij wordt opgemerkt, dat er pas sprake is van een strafbare situatie als men zich in de publieke ruimte bevindt zonder tot een andere persoon een afstand te houden van ten minste 1,5 meter*.
Inlichtingen vorderen
Ingevolge artikel 5:16 Awb bent u als toezichthouder bevoegd inlichtingen te vorderen. Als u een groep van bijvoorbeeld drie personen tegenkomt, die geen anderhalve meter afstand van elkaar houden, maar stevig gearmd naast elkaar lopen, bent u bevoegd van deze mensen te vorderen (veelal nadat u het eerst heeft gevraagd,maar geen bevredigend antwoord heeft gekregen) u te vertellen of zij een gezamenlijke huishouding vormen. Ingevolge artikel 5:20 Awb moeten zij hierop naar waarheid antwoorden**.
Identiteitsbewijs ter inzage vorderen
Artikel 5:16a Awb verklaart u bevoegd om inzage te vorderen van een identiteitsbewijs, zoals een geldig paspoort of een geldig rijbewijs. In het hiervoor genoemde geval van de drie stevig gearmd lopende personen kan hiervan bijvoorbeeld sprake zijn als uit de beantwoording van uw vraag of vordering om inlichtingen niet is komen vast te staan of betwijfeld wordt of zij een gezamenlijke huishouding vormen. Aan de hand van de gegevens van deze personen in hun identiteitsbewijs en verdere adrescontrole bij de Basisregistratie Personen van de gemeente kan dan worden vastgesteld of deze personen een gezamenlijke huishouding vormen.
Let op: het volstaat niet dat bij de identiteitscontrole blijkt dat deze personen dezelfde achternaam hebben; het gaat erom dat zij op één adres een gezamenlijke huishouding voeren.
Onderzoek vervoermiddelen en stilhouden daarvan
Om te kunnen controleren hoeveel personen zich in een voertuig bevinden en/of zij de vereiste afstand van 1,5 meter (bij 3 of meer personen) in acht nemen, zou gebruik kunnen worden gemaakt van de bevoegdheid van artikel 5:19 Awb.
Volgens dit artikel is een toezichthouder in verband met de controle van de naleving van de Noodverordening bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken (lid 1) en van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt (lid 4).Ingevolge artikel 5:20 Awb moet door alle betrokkenen hieraan worden meegewerkt**.
Legitimeren
Elke toezichthouder moet een legitimatiebewijs bij zich dragen. Dit moet ‘desgevraagd aanstonds’ worden getoond. Zodra iemand u dus vraagt uzelf te legitimeren, toont u direct uw legitimatiebewijs.
Wij raden u echter aan om direct bij het eerste contact met de burger(s) uw legitimatiebewijs ongevraagd te tonen.
Aanwijzingen en bevelen nakomen
Ingevolge artikel 4.2 van de Noodverordening moeten alle aanwijzingen en bevelen, die ter uitvoering van de Noodverordening worden gegeven door politiefunctionarissen, BOA’s of toezichthouders, stipt en onmiddellijk worden nagekomen. Als dit niet gebeurt, levert dat een overtreding op van artikel 443 WvSr***.
Het opzettelijk niet voldoen aan een bevel, dat door een toezichthouder in één van de hiervoor genoemde gevallen wordt gedaan,is in artikel 184 Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld als misdrijf****.
* Artikel 2.2 Noodverordening - Niet in acht nemen veilige afstand
1. Het is verboden zich in de publieke ruimte te bevinden zonder tot een andere persoon een afstand te houden van ten minste 1,5 meter.
Toelichting: Ten aanzien van dit verbod geldt dat de 1,5 meter afstandsnorm in de publieke ruimte gehandhaafd wordt vanaf drie personen.
** Artikel 5:20 Awb
1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
*** Artikel 443 Wetboek van Strafrecht
Hij die een algemeen voorschrift van politie, krachtens de Gemeentewet in buitengewone omstandigheden door de burgemeester, de voorzitter van de veiligheidsregio of de commissaris van de Koning in de provincie uitgevaardigd en afgekondigd,overtreedt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
**** Artikel 184 Wetboek van Strafrecht
1. Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
De Noodverordening COVID-19 bevat een aantal verbodsbepalingen, maar het overtreden daarvan is in de Noodverordening niet aangeduid als strafbaar feit. Het overtreden van de verbodsbepalingen uit de Noodverordening is strafbaar gesteld in artikel 443 van Wetboek van Strafrecht:
Hij die een algemeen voorschrift van politie, krachtens de Gemeentewet in buitengewone omstandigheden door de burgemeester, de voorzitter van de veiligheidsregio of de commissaris van de Koning in de provincie uitgevaardigd en afgekondigd, overtreedt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Om de Noodverordening door BOA’s te kunnen laten handhaven is door de minister van Justitie en Veiligheid door wijziging van de Regeling domeinlijsten BOA per 28 maart 2020 opsporingsbevoegdheid toegekend aan de BOA’s uit de domeinen I, II en IV voor artikel 443 Wetboek van Strafrecht voor zover het gaat om overtreding van een noodverordening die verband houdt met het COVID-19-virus, voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van de functie en taak van de betrokken BOA.
Ingevolge artikel 4.2 van de model-Noodverordening COVID-19 zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Noodverordening belast:
a. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 141,onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
b. de door de voorzitter aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142,eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
c. door de voorzitter aangewezen toezichthouders;
d. militairen van de Koninklijke marechaussee als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering.
Executievepolitieambtenaren en militairen van de Koninklijke marechaussee
Op basis van de Politiewet 2012 en de Wet veiligheidsregio’streden de politie en de Koninklijke marechaussee op ter handhaving van deze verordening. Daaronder valt zowel de feitelijke handhaving met behulp van de politie (artikel 172, tweede lid, Gemeentewet jo. artikel 39 Wet veiligheidsregio’s)als de strafrechtelijke sanctionering (toelichting artikel 4.2 model-Noodverordening).
Aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders
Toezichthouder zijn ook de door de voorzitter van de Veiligheidsregio aangewezen:
Veelal gebeurt dit in een aanwijzingsbesluit op basis van de Noodverordening, bijvoorbeeld:
Met het toezicht op de naleving van Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio [naam] d.d. [datum] zijn belast de ambtenaren in (bezoldigde en onbezoldigde) dienst van de gemeenten [namen] die:
Zie voor het toepassen van bevoegdheden als toezichthouder de vraag:
Welke bevoegdheden heb ik als toezichthouder in het kader van de Noodverordening?
De noodverordening bevat zelf geen strafbare feiten. De strafbaarstelling voor het overtreden van bepalingen uit de noodverordening staat in:
Artikel 443 Wetboek van Strafrecht
Hij die een algemeen voorschrift van politie, krachtens de Gemeentewet in buitengewone omstandigheden door de burgemeester, de voorzitter van de veiligheidsregio of de commissaris van de Koning in de provincie uitgevaardigd en afgekondigd, overtreedt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie (maximaal 4350 euro).
De volgende verbodsbepalingen uit de Noodverordening kunnen door middel van een combibon of MEOS feitgecodeerd worden afgehandeld:
In al deze gevallen kan een aankondiging van OM-strafbeschikking worden uitgevaardigd op grond van feitcode:
D526 handelen in strijd met een algemeen voorschrift van politie, krachtens de Gemeentewet in buitengewone omstandigheden uitgevaardigd en afgekondigd
De sanctie wordt in deze gevallen bepaald door het OM.
Het gaat hier om artikelen en omschrijvingen uit de model-Noodverordening.Check in een voorkomend geval altijd of het betreffende artikel met omschrijving ook voorkomt in de noodverordening, die van kracht is in de veiligheidsregio, waarin u werkzaam bent. Een exemplaar van de noodverordening moet bij het pv worden gevoegd. In de meeste gevallen hanteert het OM een boetebedrag van 390 euro voor meerderjarigen en 95 euro voor minderjarigen.
Bij feitcode D526 is sprake van een OM-strafbeschikking, waarbij het sanctiebedrag in het Feitenboekje is aangeduid door een *. Dit betekent dat het sanctiebedrag per geval wordt vastgesteld door de officier van justitie en dat dus door de verbalisant géén sanctiebedrag op de combibon wordt vermeld.
In de meeste gevallen hanteert het OM een boetebedrag van 390 euro voor meerderjarigen en 95 euro voor minderjarigen.